Een week of wat geleden heb ik dus de beplanting op het graf van Jotie t'Hooft gesnoeid. Het snoeisel heb ik mee naar huis genomen, want ik geloof vast in de waarde van grondbedekking in bloembedden, en onder fruitbomen. Er blijft zorg nodig, maar toch minder dan anders. Op een graf lijkt dat nogal slordig, maar dat moet maar wennen. Dus heb ik vanmorgen de twee zakken snoeisel fijn gehakt, en zo tussen de haagjes, de lavendel en het roosje gelegd. Dat doe ik wel meer, en het resultaat is tot nu toe altijd bevredigend geweest. Maar ik heb meer nodig.
Twee zakken had ik meegebracht naar huis, en het blijkt niet voldoende te zijn. De rest heb ik die morgen, dat heb ik al verteld, op de camionette van de tuiniers gegooid, ik had niet de mogelijkheid alles mee naar huis te nemen, en evenmin kon ik toen ter plaatse alles kleinmaken voor de doeleinden zoals ik ze voor ogen had. Maar met de tot één zak gereduceerd bedekkingsmateriaal kwam ik niet toe. Dus moet ik naar andere middelen zoeken om de ganse oppervlakte een degelijke laag snoeisel als bedekking voor de winter mee te geven. Hoe ik dan ga doen, dat weet ik nog niet.
Toen ik gedaan had, strekte ik even de pijnlijke rug en benen, en wandelde tien meter verder, onder de beukenlaan door. Plotseling kreeg ik een serieuze tik op het hoofd. Een bolster met vruchtjes kwam trefzeker op mij terecht. Ik keek even naar boven om de misdadiger te identificeren, maar alleen een stel roeken stoeiden in de wijde kronen van die reusachtige bomen, waar ze in hun plaagzucht een arme torelduif op de korrel namen.
Ik keek even in het rond, en stelde vast dat de grond van het laantje bezaaid lag met beukennootjes. Vrij vroeg op het jaar, dacht ik, maar ik kon me toch niet bedwingen, raapte een handvol mooie en dikke nootjes op, en stak ze gewoon op zak.
Thuisgekomen legde ik ze ergens, om ze even zo vlug te vergeten. Pas deze avond dacht ik er weer aan, en begon met ze te pellen. Op de handvol, een honderdtal nootjes, waren er welgeteld acht die een eetbaar zaadje bevatten. Zoals gedacht... te vroeg. Het zijn voornamelijk de loze vruchtbolsters die nu al vallen. Maar de smaak heb ik te pakken. Ik heb zo het vermoeden dat een mengsel van nootjes en rozijnen een lekkere combinatie moet zijn, zoals dat ook het geval is met gehakte hazelnoten en rozijnen. Ik kan het maar proberen.
Dat doet me denken aan de rare bolster die mijn schoonvader me vorige week toonde. Enig opzoekingswerk leerde me dat het ging om de bolster van de zogenaamde "Turkse hazelnoot", die hier veelvuldig blijft aangeplant te worden langs de wegen. Er is aan die vrucht een groot nadeel verbonden, of beter, het zijn er twee. De nootjes zijn bijzonder klein, en bovendien zijn ze keihard. Ik las dat verschillende mensen er hun tanden aan bezeerd hebben, en dat zelfs notenkrakers gewoon overgenepen werden. Doe het maar. Toch ga ik de volgende dagen op jacht op te zien of deze noten nu al eetbare vruchten opleveren. Zoniet zijn er twee opties: wachten, ofwel roosteren. Maar in beide gevallen is er een boel werk aan de winkel, om de bruikbare nootjes tot een eetbare mix te maken. Zouden trouwens de beukennootjes in een dergelijke mix ook kunnen toegevoegd worden? Het zal me benieuwen.
Twee zakken had ik meegebracht naar huis, en het blijkt niet voldoende te zijn. De rest heb ik die morgen, dat heb ik al verteld, op de camionette van de tuiniers gegooid, ik had niet de mogelijkheid alles mee naar huis te nemen, en evenmin kon ik toen ter plaatse alles kleinmaken voor de doeleinden zoals ik ze voor ogen had. Maar met de tot één zak gereduceerd bedekkingsmateriaal kwam ik niet toe. Dus moet ik naar andere middelen zoeken om de ganse oppervlakte een degelijke laag snoeisel als bedekking voor de winter mee te geven. Hoe ik dan ga doen, dat weet ik nog niet.
Toen ik gedaan had, strekte ik even de pijnlijke rug en benen, en wandelde tien meter verder, onder de beukenlaan door. Plotseling kreeg ik een serieuze tik op het hoofd. Een bolster met vruchtjes kwam trefzeker op mij terecht. Ik keek even naar boven om de misdadiger te identificeren, maar alleen een stel roeken stoeiden in de wijde kronen van die reusachtige bomen, waar ze in hun plaagzucht een arme torelduif op de korrel namen.
Ik keek even in het rond, en stelde vast dat de grond van het laantje bezaaid lag met beukennootjes. Vrij vroeg op het jaar, dacht ik, maar ik kon me toch niet bedwingen, raapte een handvol mooie en dikke nootjes op, en stak ze gewoon op zak.
Thuisgekomen legde ik ze ergens, om ze even zo vlug te vergeten. Pas deze avond dacht ik er weer aan, en begon met ze te pellen. Op de handvol, een honderdtal nootjes, waren er welgeteld acht die een eetbaar zaadje bevatten. Zoals gedacht... te vroeg. Het zijn voornamelijk de loze vruchtbolsters die nu al vallen. Maar de smaak heb ik te pakken. Ik heb zo het vermoeden dat een mengsel van nootjes en rozijnen een lekkere combinatie moet zijn, zoals dat ook het geval is met gehakte hazelnoten en rozijnen. Ik kan het maar proberen.
Dat doet me denken aan de rare bolster die mijn schoonvader me vorige week toonde. Enig opzoekingswerk leerde me dat het ging om de bolster van de zogenaamde "Turkse hazelnoot", die hier veelvuldig blijft aangeplant te worden langs de wegen. Er is aan die vrucht een groot nadeel verbonden, of beter, het zijn er twee. De nootjes zijn bijzonder klein, en bovendien zijn ze keihard. Ik las dat verschillende mensen er hun tanden aan bezeerd hebben, en dat zelfs notenkrakers gewoon overgenepen werden. Doe het maar. Toch ga ik de volgende dagen op jacht op te zien of deze noten nu al eetbare vruchten opleveren. Zoniet zijn er twee opties: wachten, ofwel roosteren. Maar in beide gevallen is er een boel werk aan de winkel, om de bruikbare nootjes tot een eetbare mix te maken. Zouden trouwens de beukennootjes in een dergelijke mix ook kunnen toegevoegd worden? Het zal me benieuwen.
© Danny Peeters, Oudenaarde 11 september 2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
Mag ik vragen het copyright te respecteren?