Dat lezen valt al bij al nogal mee. De concentratie zoals gezegd is er niet, maar het boek dat ik aan het lezen ben, leent zich wonderwel tot het herlezen van die stukken die meer informatie bevatten dan mijn huidige opnamecapaciteit me toestaat te verwerken.
Toen ik een week of twee geleden op een van de eerste dagen van de koopjes even in de stad moest zijn, kon ik er niet aan weerstaan een bezoek te brengen aan Beatrijs, de boekhandel bij uitstek in Oudenaarde. Buiten stonden een paar bakken met boeken aan halve prijs, en daar viel mijn oog op "Mise en place" van Margot Vanderstraeten. Deze roman werd in 2009 uitgegeven, en kende in april, mei, juli en augustus van dat jaar op zijn minst vier opeenvolgende uitgaven. Dit is dus een vierde.
Ik kende Margot Vanderstraeten van haar vroegere columns in De Morgen, en begon een paar jaren geleden haar ook te volgen op Facebook. Daar leerde ik haar kennen als iemand die dus niet met haar eruditie pronkt, maar die wel ferm durfde stelling in te nemen waar het debatten betreft die op een of andere manier het politiek, sociaal en het literair terrein raken. Dat mocht je dan wel verwachten van een journaliste, maar het was toch altijd verfrissend iemand op een heldere manier een of ander vraagstuk te horen formuleren, terwijl ze dan in de daarop volgende discussie vaak eerder op de achtergrond bleef. Blijkbaar zocht ze naar meningen, die al dan niet de hare staafden, maar die haar vooral de verschillende denkrichtingen van haar publiek opleverden.
Af en toe viel het me ook op hoezeer ze prijs stelde op het gebruik van verzorgde taal. Natuurlijk verwachte ik niet van een journalist en auteur dat ze maar wat aanmodderde: Facebook is bij uitstek een medium voor snelle berichten, en je ziet zeer dikwijls gehaaste schrijvers achteraf een of twee taalcorrecties toevoegen. Niemand valt daarover, het is Facebook, de boodschap primeert meestal over de taal. Niet zo bij Margot Vanderstraeten. Zij schrijft zelden een fout. Het is zelfs aangenaam er een te ontdekken, om zo te weten dat feilloosheid ook hen die het zouden moeten weten, niet gegeven is. Mensen is misselijk, zei Jos Ghysen.
"Mise en place" werd dus door mij meegenomen. En vermits de uitstap naar de stad te voet afgelegd werd, om me alzo te dwingen in beweging te blijven, streefde ik toch de kortste weg na: de minder dan twee kilometer naar het stadcentrum leidde me onverbiddelijk door het stadspark, en dus ook door het volkstuinencomplex.
Met een boek vlakbij de hand, ben ik meestal oncontroleerbaar: al vanaf de doorgang langsheen de vroegere brandweerkazerne, die naar de naam van de straat nu de Brandwoeker genoemd werd, gebeurde het onvermijdelijke: het boek werd uit de verpakking gehaald, en al stappend draaide en keerde ik het naar aloud gebruik in het rond. Ik moest en zou de technische gegevens van het boek kennen, alsmede de recensies op de achterzijde, en de korte tekst met een indicatie van de inhoud.
Wandelend, traag verder stappend keek en las ik, zoals ik zo dikwijls de pastoor en kapelaan van mijn dorp, en later de horden priester-leraars van het college heb zien doen. Ik moest het ook doen, omdat mijn ongeduld te groot was.
Dat werd een rare en ook wel een beetje confronterende ervaring. In de omgeving van de Brandwoeker en ook in het park en in de volkstuinen ben je relatief veilig voor het overige hoofdzakelijk voetgangersverkeer. Sinds korte tijd mogen fietsers nu wel door het park scheuren, met mijn mening daarover is geen rekening gehouden. Maar het was bijzonder aangenaam zo te lezen. Na de technische schouwing dacht ik bij mezelf dat ik maar meteen aan het boek moest beginnen.
Ik had al gezien dat het boek ingedeeld was in zeer korte hoofdstukjes. Dat bevordert de leesbaarheid enorm. De kanttekening waarmee het hele verhaal begon, is meteen ook een geschiedenis waar ik als kleuter mee geconfronteerd werd, omdat mijn vader "Het Volk" las, en 's avonds die lectuur alleen onderbrak om naar het radionieuws te luisteren. Waarom heb ik zulk een heldere herinneringen aan die nieuwsuitzendingen? Ik was veel te jong om de zwaarte van sommige berichten te kunnen inschatten. Maar toch zijn de mijnramp van Marcinelle en de opstand in Hongarije, beide gebeurd in 1956, naast het bericht van het overlijden van Paus Pius XII in oktober 1958 drie zwaarwichtige gebeurtenissen uit mijn prilste jeugd geweest waar ik mijn ouders heb over horen praten op een wijze die de essentie weergaf, zonder dat de kinderen er te veel over hoefden te weten. In 1956 was ik net vier jaar, in 1958 dus net zes. De herinneringen zijn er, niet vaag, maar klaar en duidelijk.
Het jaar 1958 bracht ook de ramp in de champignonkwekerij van Zichen-Zussen-Bolder in het nieuws, en dus ook in onze huiskamer. Mijn vader verklaarde de uitgebreide naam van dit dorp, en legde ons uit waarom we niet "Sichem-Sussem-Bolder" mochten zeggen. De foute uitspraak van het Claesdorp Zichem zoals wij in ons dialect gewoon waren werd hier door ons onbewust overgenomen, maar die kennislening zag hij nu even door de vingers. Op die manier leerde ik zonder de minste inspanning de wereld te kennen, via Ernest Claes naar de Witte van Zichem en via de Witte naar Zichen-Zussen-Bolder. Zo leerde ik ook dat er dikwijls dingen gebeurden die zeer erg, of soms zeer belangrijk waren.
Dit boek speelt zich af tegen de achtergrond van de ramp in de Roosburggroeve, een mergelgrot, zoals nu nog bezichtigbaar in de St.-Pietersberg te Maastricht. Achttien mensen werden na een instorting levenloos uit de champignonkwekerij gehaald, helaas was het onmogelijk want veel te gevaarlijk een verdere zoektocht naar de andere slachtoffers te doen. Zij hebben hun graf onder de ingestorte mergelgroeve. Het ganse verhaal, dat Margot Vanderstraeten nu vertelt, is verzonnen, maar de realiteit van de gebeurtenissen op de achtergrond was voor mij, bij de lectuur van de achterkant van het boek, de motor om onmiddellijk en zonder uitstel te beginnen met lezen.
Ik heb bij mijn vele lectuur via tante Google meermaals gehoord van mensen die graag al wandelend lezen, terwijl sommigen daar een bloedhekel aan hebben. Het was voor mij een ideale gelegenheid dit experiment uit te voeren. De korte hoofdstukjes leenden zich daar perfect voor. Ik ondervond meteen dat ik dit niet van de eerste keer kon.
Mijn aandacht werd meermaals afgeleid door allerlei voorbijkomend gevogelte, dat zacht pratend, luidscheeuwend of met een brullende radio elk op zijn, haar of hun manier optimaal gebruik wenste te maken van de publieke ruimte die een stadspark is. Spijtig dat die twee laatste categorieën in het debat over beleefdheid en voorkomendheid in het openbaar zich op passieve manier het gelijk toegeëigend hebben. Maar dat bleef een andere kwestie. Ik merkte dat het lezen op deze wijze alleszins een methode was, die de brevierende priesters destijds in het openbaar best konden toepassen, wegens grote landelijke stilte, maar de voortdurende muur van lawaai die wij in onze maatschappij nodig hebben om modern te zijn, liet me nog weinig ruimte voor concentratie.
Zo kwam ik na twee hoofdstukken tot het besluit dat het hoofdpersonage een vrouw was, die een restaurant uitbaatte. Plotseling, in de loop van het derde hoofdstuk, voelde ik nattigheid: de tweede alinea was expliciet. "Christine reikte me een zakdoek aan. Mijn vrouw is altijd meer praktisch dan troostend van aard geweest; mede daarom is ze mijn rechterhand in de zaal." Deze zinnen laten niets te raden over. Vanwaar die verwarring? Hoe seksistisch, hoe kleinzielig kan een man zijn? Nochtans was het geen minderwaardige gedachte, een vrouw met een sterke hand en een forse stem aan het hoofd van een weldraaiend restaurant, het kon perfect. Maar op het einde van het eerste hoofdstuk gebeurde er iets dat me die vrouw daar wel plaatste. Een telefoontje bracht slecht nieuws op het familiale front. De chef gaf de leiding door aan de souschef, ging naar buiten en begon te wenen.
Voor mij, in mijn experiment met een gebrek aan concentratie als gevolg van de lezer-onvriendelijke omgeving, was dat genoeg om de chef een vrouw te noemen. Mis Poes! Nog erger was het te moeten vaststellen dat op de rug van het boek domweg te lezen stond: "Victor Werner is een driesterrenchef." Duidelijker dan dat zou bezwaarlijk kunnen, niet? Maar zo ondervond ik wel dat die korte hoofdstukjes uitstekend geschikt waren om een stukje dat a priori een literaire eenheid is, te herlezen. De hername van de achterzijde leerde me bovendien dat de uitgever de taal ook niet op elegante wijze machtig is. Ik las op de rugzijde een kort zinnetje: "Een verleden dat hij niet graag lust." Dat zet je maar beter niet op de rug van een boek, geschreven door een voormalige winnares van het Groot Dictee.
Sinds die dag van het grote experiment las ik, te samen met nog een paar andere boeken, steeds een kort stukje en ging ik terug op zoek naar gegevens die een aanknoping hadden met wat ik zopas gelezen had. Ja, ik lees altijd meerdere boeken tegelijkertijd, maar de intensieve wijze van lezen vraagt vandaag te veel van mijn aandacht. Ik hou bovendien van afwisseling.
Ook vandaag las ik een stukje in verschillende boeken, maar het ging zo moeizaam, dat ik andere dingen tussendoor deed, en ook dat liep niet altijd goed af. Zo wilde ik water geven aan de planten, maar midden in een gieter hield ik op om wat anders te gaan doen. Het hevige onweer van vannacht heeft de regenton nochtans tot de rand gevuld, zodat ik maar beter het water geven verder moest zetten en gunde daarna de schildpadden nog een korte verfrissing in de vorm van een paar extra emmers water, die de bodem van hun aquarium moest afkoelen zodat ze beneden koelte en boven warmte konden opzoeken, naar keuze. Het was te warm, zowel voor de schildpadden als voor de hond. Zeker ook voor mij.
© Danny Peeters, Oudenaarde 24 juli 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?