In de zeer grote tuin van mijn grootouders, achter de droogschuur, waar het gezaagde hout te drogen lag voor verwerking in de timmerwerkplaats, lag een grote hoop met allerlei afval van hout, maar ook tuinafval, dat niet onmiddellijk geschikt was voor verwerking bij het spitten, kwam op diezelfde hoop terecht. Tot mijn schade en schande heb ik al spelend ondervonden dat de tijd er ook een paar stukken prikkeldraad in verwerkt had, waarschijnlijk van een verwijderde afsluiting, die wel zeer onzorgvuldig opgeruimd was. Er zijn gelukkig geen al te grote ongelukken gebeurd, maar het zijn toch dingen om over na te denken.
Vele jaren later ben ik via Het Seizoentje, het tijdschrfit van Velt, ondertussen Seizoenen genoemd, te weten gekomen dat het niet zo maar om een willekeurige stapel afval ging, maar dat er een plan achter zat. Boeren en mensen die nog een goede band met de natuur bezaten, legden dat soort van afvalhopen aan, met de bedoeling van hun afval opnieuw grondstoffen te maken. Het woord "recycleren" was hen totaal onbekend, het begrip daarentegen was hen uit pure noodzaak zeer bekend. Alles werd tot op de draad versleten, alvorens het weg te gooien, en dan nog werd er naar mogelijk alternatief gebruik van de rommel gezocht. Weggooien was uit den boze.
Soms werden er bomen gekapt, die niet handelbare stukken hout opleverden, waarvoor de kachel- of haardmond te klein was. De beroemde kerststronk, die op de open haard gelegd werd, alvorens naar de middernachtmis te gaan, was dikwijls niet meer dan een uitgespitte wortelstronk van een veroordeelde boom, die het vuur in huis afdekte en brandend hield tot ver in de ochtend, zodat alleen maar een beetje klein hout moest toegevoegd worden om weer een behaaglijk vuur te krijgen, dat de kerstgezelligheid op de morgen van de feestdag mee opbouwde. Een kerststronk uit de diepvries is eigenlijk een aanfluiting van de oorspronkelijke betekenis. Maar wel lekker, toch.
Die hoop, meen ik me te herinneren, had een Duits klinkende naam, een hugelhoop. De echte hugelhoop werd afgedekt met een laag afvalaarde, meestal voor een deel bijeengezameld uit de kuil die uitgegraven werd om de hoop aan te leggen. Maar ook aangevoerde aarde vanop een andere plek uit de tuin of langs de weg voldeed. De graszoden die eerst zorgvuldig afgeschild waren, werden er ook losjes terug op gegooid, en de natuur kon zijn werk doen.
Deze hopen zonken in de loop van de jaren in mekaar, en wat dikwijls meer dan een meter hoog was, lag tien jaar later in een onmerkbare glooiïng in de tuin of weide. Kippen, schapen, varkens en geiten gebruikten deze speelruimte maar al te graag om deze bult als een natuurlijk uitkijkpunt in hun leefruimte in te richten. De tijd was gekomen om de hoop uit te graven, en de ingewerkte materialen leverde een zwarte grondverbeteraar op, die graag bij het lentewerk in de tuin ingespit werd. De vruchtbaarheid van die zwarte grond was niet zo groot, maar de tuin werd wel vlotter bewerkbaar: het was een natuurlijke grondverbeteraar waar de aarde onhandelbaar zwaar was, of net te zandachtig. Op andere plaatsen had men ondertussen andere hopen bijeen gespaard, en werd in de tussentijd weer een nieuwe hugelhoop aangelegd als de stapel groot genoeg was.
Het gebruik is wegens de arbeidsintensiviteit en ook wel omwille van onze cultureel meegegeven wegwerpmentaliteit, niet meer populair. Vraag gerust aan de mensen of ze weten wat een hugelhoop is, negenennegentig op de honderd horen het in Keulen donderen.
Een paar maanden geleden heb ik op Pinterest de sporen teruggevonden van mijn oude kennis, en de kriebels ontstonden om eerst via tante Google meer te weten te komen. Dat lukte aardig. Er is zeer degelijke informatie de vinden. Afval geschikt voor het eigen experiment is wat anders. In een tuinwijk op stukjes grond van zes aren is het al iets moeilijker zoveel materiaal bijeen te graaien. Gelukkig heb ik overal in het rond hopen aangelegd met hout dat het recht krijgt op natuurlijke manier te vergaan, en net dat is uitermate geschikt voor de hugelcultuur.
Dat voldoet niet voor een hoop van geschikte grootte, en dus moet er nog extra, helaas ook verser hout aangesleept worden voorkomend uit snoei- en rooiactiviteiten. De taxushaag, die in twee jaar geen beurt meer gehad heeft, en die bovendien bovenaan nog een paar jaren extra gekregen heeft, leverde grote hoeveelheden takjes- en takkenhout op. Ook de klimop in de tuin tesamen met ander snoeimateriaal uit de lenteopruiming is goed voor een grote stapel klein en gemakkelijk composteerbaar goedje. De eerste foto toont zeer duidelijk aan dat de hoeveelheid nog lang niet voldoende is, en dus wordt er nog bijkomend gesnoeid, en hier en daar is er wel een buur die tevreden is niet met zijn grof houterig materiaal naar het containerpark te hoeven gaan.
Er staan foto's in de galerij, die aantonen dat er nog verzamel- en stapelwerk moet verricht worden alvorens de hoop een aanvaardbare omvang heeft. Hoe dat verder verloopt, zal met foto's in de nabije toekomst beschreven worden. Het is wel de bedoeling om een herfstige hugelhoop aan te leggen, die in de lente beplant kan worden met een mengsel van bloemen en groenten. Dat is dan weer tegen de geplogenheden in van de echte hugelcultuur. Het experiment, als het ware. Dat is meteen ook voldoende stof om weer een andere bijdrage te plaatsen op deze blog.
© Danny Peeters, Oudenaarde 18 augustus 2013.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?