Ik ben vanmorgen op dezelfde plaats blijven plakken, waar ik gisteren ook al mijn tekst voor Zoma'a 1over "La Belgique artistique et Littéraire" vandaan gehaald heb, namelijk op de website van de Université Libre de Bruxelles, meer bepaald op de digitèque, waar ik een goede (maar toch nog beperkte) inkijk krijg op de in hun archieven opgeslagen exemplaren van allerhande tijdschriften betreffende kunst en literatuur. De beperking ligt in het feit dat een aantal gegevens alleen leesbaar zijn voor de ULB-medewerkers en degenen die expliciet toegang krijgen. Dat gebeurt dan meestal door gebruikmaking, ter plaatse van het computernetwerk waar toegang verschaft wordt tot die tijdschriften die niet aan het publiek getoond worden. Enerzijds digitaliseren en openbaar maken is natuurlijk een uitstekende houding ter bevordering van de toegankelijkheid van deze soms uiterst moeilijk te vinden bronnen van allerhande kennis, anderzijds is het beperken van die toegang dan weer een nog steeds blijvend elitair trekje, dat de voorgaande stap kort en goed belachelijk maakt.
De wel toegankelijke tijdschriften zijn in mindere of meerdere mate belangwekkend, omdat je het (zelfs redactioneel gekleurde) tijdsbeeld dat door soms zeer kritisch ingestelde, soms een beetje te obligaat aan de partij- of andersoortige beleidslijnen gehoorzamende redacteurs, met een beetje goede wil en kennis van wat er in hun tijd gebeurde met politiek, kunst en cultuur, literatuur, maatschappij en samenleving, opnieuw kunt opsnuiven.
In "Les Hommes du jour, Revue biographique de la politque, des sciènces, des arts, de la littérature etc." (1883-1896) worden de portretten van een aantal belangwekkende artiesten, auteurs, politici en wetenschappers geschilderd. Dat gebeurt dus niet kleurloos, en ook niet onder het nastreven van strikte wetenschappelijke mededeling en opsomming, zoals de Biographie Nationale dat wel zal (trachten) te doen. Onder hoofdredactie van Louis Bertrand en Charles Delfosse verschijnt dit weekblad, naar Frans voorbeeld (Les Hommes d'aujourd'hui, 1878-1899), en heeft door de persoonlijkheid van beide journalisten dus een uitgesproken socialistisch karakter. Neutraliteit is dus ver zoek, maar dat kan alleen maar de kleurrijke inslag van deze portretten vergroten. Als men bij het nummer, gewijd aan Jules de Burlet, Minister van Binnenlandse Zaken komt, krijgt de lezer bij het lezen van de eerste zin al meteen de volle lading: "Frère de M. Alexandre de Burlet, celui qui avait beaucoup de talent..." Het maakt de literatuur alleen maar interessanter.
Als afsluiter van nummer 8 van deze uitgaven wordt kort samengevat wie er al de revue gepasseerd is (letterlijk). Onder hen de Ministers Frère-Orban en Charles Woeste. Ze worden niet gespaard. Verder staat er nog een waslijst van namen op het programma, velen daarvan belangwekkend terwijl er een aantal zijn waarvan ik moet toegeven dat ik hen helemaal niet ken. Ik lees, zonder me om hun belang of volgorde te bekommeren: Vanderkinderen en Buls, Bara en Lemonnier, P. Benoït, E. Hiel en Van Beers, maar vooral de persoon van Thonissen trekt mijn aandacht. Een paar jaar geleden heb ik van deze Hasseltse rechtsgeleerde en politicus een boek gekocht, waarmee hij als rechtsgeleerde naam gemaakt heeft. Het betreft namelijk een geannoteerde versie van de Belgische grondwet, die gedurende vele jaren als vraagbaak gediend heeft bij politieke en juridische disputen. Aangezien hij een zeer conservatief politicus was, zullen de socialistische journalisten van deze revue niet nalaten brandhout van hem te maken. De lectuur zal op zijn minst gezegd interessant worden.
© Danny Peeters, Oudenaarde, 24/06/2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
De wel toegankelijke tijdschriften zijn in mindere of meerdere mate belangwekkend, omdat je het (zelfs redactioneel gekleurde) tijdsbeeld dat door soms zeer kritisch ingestelde, soms een beetje te obligaat aan de partij- of andersoortige beleidslijnen gehoorzamende redacteurs, met een beetje goede wil en kennis van wat er in hun tijd gebeurde met politiek, kunst en cultuur, literatuur, maatschappij en samenleving, opnieuw kunt opsnuiven.
In "Les Hommes du jour, Revue biographique de la politque, des sciènces, des arts, de la littérature etc." (1883-1896) worden de portretten van een aantal belangwekkende artiesten, auteurs, politici en wetenschappers geschilderd. Dat gebeurt dus niet kleurloos, en ook niet onder het nastreven van strikte wetenschappelijke mededeling en opsomming, zoals de Biographie Nationale dat wel zal (trachten) te doen. Onder hoofdredactie van Louis Bertrand en Charles Delfosse verschijnt dit weekblad, naar Frans voorbeeld (Les Hommes d'aujourd'hui, 1878-1899), en heeft door de persoonlijkheid van beide journalisten dus een uitgesproken socialistisch karakter. Neutraliteit is dus ver zoek, maar dat kan alleen maar de kleurrijke inslag van deze portretten vergroten. Als men bij het nummer, gewijd aan Jules de Burlet, Minister van Binnenlandse Zaken komt, krijgt de lezer bij het lezen van de eerste zin al meteen de volle lading: "Frère de M. Alexandre de Burlet, celui qui avait beaucoup de talent..." Het maakt de literatuur alleen maar interessanter.
Als afsluiter van nummer 8 van deze uitgaven wordt kort samengevat wie er al de revue gepasseerd is (letterlijk). Onder hen de Ministers Frère-Orban en Charles Woeste. Ze worden niet gespaard. Verder staat er nog een waslijst van namen op het programma, velen daarvan belangwekkend terwijl er een aantal zijn waarvan ik moet toegeven dat ik hen helemaal niet ken. Ik lees, zonder me om hun belang of volgorde te bekommeren: Vanderkinderen en Buls, Bara en Lemonnier, P. Benoït, E. Hiel en Van Beers, maar vooral de persoon van Thonissen trekt mijn aandacht. Een paar jaar geleden heb ik van deze Hasseltse rechtsgeleerde en politicus een boek gekocht, waarmee hij als rechtsgeleerde naam gemaakt heeft. Het betreft namelijk een geannoteerde versie van de Belgische grondwet, die gedurende vele jaren als vraagbaak gediend heeft bij politieke en juridische disputen. Aangezien hij een zeer conservatief politicus was, zullen de socialistische journalisten van deze revue niet nalaten brandhout van hem te maken. De lectuur zal op zijn minst gezegd interessant worden.
© Danny Peeters, Oudenaarde, 24/06/2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?