Als je eens wat wilt lezen, dat niet onmiddellijk toegankelijk is, en poëzie, als je bovendien niet vies bent om dat traag te lezen, zonder de belofte dat je er ooit iets van zult begrijpen;
als je ooit gedichten wilt lezen van een dichteres die als kluizenares leefde en die zich niet vermoeide met zoiets als conventies;
als je gedichten wilt lezen, die dikwijls half-af gebleven zijn, zonder dat de dichteres zich daarover druk maakte, omdat ze al vlug doorhad dat ze met haar werk een uitgever nooit zo gek zou krijgen dit te publiceren;
als je gedichten wilt lezen van een dichteres die soms, om haar diepste gedachten te uiten, de meest bizarre kronkels in de meest ongebruikelijke verwoordingen goot;
als je de poëzie van een totaal onthechte vrouw wilt lezen, die de eenzaamheid van haar woning en tuin verkoos, boven het gedruis van poëzieavonden en -parties;
als je bereid bent dichtwerk te lezen, dat nooit dat geeft wat de eerste regel belooft, en dat altijd de spiegel van een eenzelvige, soms onzekere, meestal eenzame, maar altijd zoekende vrouw is:
dan raad ik je Emily Dickinson (10 december 1830 - 15 mei 1886) aan. Ze zal je niet verraden, maar jij mag niet hopen op enige hulp, noch van haar, noch van anderen. .
Zij schreef zowat 1700 gedichten, waarschijnlijk meer, maar haar zus heeft na haar dood haar persoonlijke papieren, waaronder deze gedichten, en haar briefwisseling in bewaring genomen, en het overgrote deel van haar brieven vernietigd, als zijnde te persoonlijk om in handen van anderen te vallen. Deze 1700 werken/ werkjes/ kunstwerken/ krabbels werden uiteindelijk overgemaakt aan The Harvard University, die uiteindelijk in 1951 haar overgeleverde werk in chronologische en ongewijzigde vorm publiceerde. Eerder was een handvol van haar gedichten door een van haar "Tutors" gepubliceerd, maar het merendeel daarvan bewerkte hij, om de leesbaarheid en de verstaanbaarheid te verhogen, wat nu eerder als onprettig zou gekwalificeerd worden, vooral als het om een allereerste publicatie gaat. Maar ook tijdens haar leven leed zij onder die vorm van "censuur": de zes of zeven gedichten van haar, die tijdens haar leven toch ergens gepubliceerd werden, noemde ze "robbed of me", niet omdat ze gestolen werden, maar wel gewijzigd.
Haar taalgebruik is dan ook uniek: ze "sprak" in haar dichtwerk zoals ze dacht. Ze was een "Koningin-kluizenaar", vrijwillig gevangene van haar eigen huis, en noteerde haar gedachten zoals ze kwamen, niet altijd verstaanbaar voor de lezer, maar ze had zich toch al vlug verzoend met het idee, dat ze geen lezers zou hebben. De metaforen, onevenwichtige zinsconstructies, gedachtensprongen en wilde pogingen om een idee in woorden te vatten, leverden niet altijd leesbaar werk af, hetgeen haar hoegenaamd niet stoorde. Alles werd in dozen achtergelaten, en kwam slechts na haar dood aan het licht.
Toen T.W. Higginson, de voornaamste van haar "Tutors" in een brief van haar vier gedichten vond, waarover ze graag een oordeel had gewild, antwoordde hij haar eerst niet, maar naderhand noemde hij deze werken - terecht of niet - als "onbeheerst" (spasmotic) en technisch onbeholpen. Zoals gezegd, van deze voor haar zo belangrijke Tutor zijn nauwelijks brieven bewaard gebleven, terwijl de inhoud ervan eventueel van verpletterend belang zou kunnen geweest zijn voor de verklaring van haar werk. Aangezien de motivatie voor het vernietigen van de briefwisseling net die discretie betreft, mag er aangenomen worden dat er een zekere gevoelsmatige verhouding is ontstaan, minstens toch van de kant van Emily. Dat alles blijft voor altijd speculatie. Treffend is daaromtrent het verslag dat T.W.Higginson per brief aan zijn vrouw uitbracht over zijn eerste ontmoeting, in 1870, met Dickinson. Hij schreef:
als je ooit gedichten wilt lezen van een dichteres die als kluizenares leefde en die zich niet vermoeide met zoiets als conventies;
als je gedichten wilt lezen, die dikwijls half-af gebleven zijn, zonder dat de dichteres zich daarover druk maakte, omdat ze al vlug doorhad dat ze met haar werk een uitgever nooit zo gek zou krijgen dit te publiceren;
als je gedichten wilt lezen van een dichteres die soms, om haar diepste gedachten te uiten, de meest bizarre kronkels in de meest ongebruikelijke verwoordingen goot;
als je de poëzie van een totaal onthechte vrouw wilt lezen, die de eenzaamheid van haar woning en tuin verkoos, boven het gedruis van poëzieavonden en -parties;
als je bereid bent dichtwerk te lezen, dat nooit dat geeft wat de eerste regel belooft, en dat altijd de spiegel van een eenzelvige, soms onzekere, meestal eenzame, maar altijd zoekende vrouw is:
dan raad ik je Emily Dickinson (10 december 1830 - 15 mei 1886) aan. Ze zal je niet verraden, maar jij mag niet hopen op enige hulp, noch van haar, noch van anderen. .
Zij schreef zowat 1700 gedichten, waarschijnlijk meer, maar haar zus heeft na haar dood haar persoonlijke papieren, waaronder deze gedichten, en haar briefwisseling in bewaring genomen, en het overgrote deel van haar brieven vernietigd, als zijnde te persoonlijk om in handen van anderen te vallen. Deze 1700 werken/ werkjes/ kunstwerken/ krabbels werden uiteindelijk overgemaakt aan The Harvard University, die uiteindelijk in 1951 haar overgeleverde werk in chronologische en ongewijzigde vorm publiceerde. Eerder was een handvol van haar gedichten door een van haar "Tutors" gepubliceerd, maar het merendeel daarvan bewerkte hij, om de leesbaarheid en de verstaanbaarheid te verhogen, wat nu eerder als onprettig zou gekwalificeerd worden, vooral als het om een allereerste publicatie gaat. Maar ook tijdens haar leven leed zij onder die vorm van "censuur": de zes of zeven gedichten van haar, die tijdens haar leven toch ergens gepubliceerd werden, noemde ze "robbed of me", niet omdat ze gestolen werden, maar wel gewijzigd.
Haar taalgebruik is dan ook uniek: ze "sprak" in haar dichtwerk zoals ze dacht. Ze was een "Koningin-kluizenaar", vrijwillig gevangene van haar eigen huis, en noteerde haar gedachten zoals ze kwamen, niet altijd verstaanbaar voor de lezer, maar ze had zich toch al vlug verzoend met het idee, dat ze geen lezers zou hebben. De metaforen, onevenwichtige zinsconstructies, gedachtensprongen en wilde pogingen om een idee in woorden te vatten, leverden niet altijd leesbaar werk af, hetgeen haar hoegenaamd niet stoorde. Alles werd in dozen achtergelaten, en kwam slechts na haar dood aan het licht.
Toen T.W. Higginson, de voornaamste van haar "Tutors" in een brief van haar vier gedichten vond, waarover ze graag een oordeel had gewild, antwoordde hij haar eerst niet, maar naderhand noemde hij deze werken - terecht of niet - als "onbeheerst" (spasmotic) en technisch onbeholpen. Zoals gezegd, van deze voor haar zo belangrijke Tutor zijn nauwelijks brieven bewaard gebleven, terwijl de inhoud ervan eventueel van verpletterend belang zou kunnen geweest zijn voor de verklaring van haar werk. Aangezien de motivatie voor het vernietigen van de briefwisseling net die discretie betreft, mag er aangenomen worden dat er een zekere gevoelsmatige verhouding is ontstaan, minstens toch van de kant van Emily. Dat alles blijft voor altijd speculatie. Treffend is daaromtrent het verslag dat T.W.Higginson per brief aan zijn vrouw uitbracht over zijn eerste ontmoeting, in 1870, met Dickinson. Hij schreef:
Ze kwam op me af met twee daglelies die me met een soort kinderlijk gebaar in mijn hand lei en zei, "Dit is mijn introductie", met een zachte door schrik bevangen kinderlijke stem en voegde er naar adem happend aan toe: "Vergeef me als ik bang ben; ik zie nooit vreemden en weet eigenlijk niet wat te zeggen", maar ze begon dadelijk te praten en van dan af ononderbroken - en van de hak op de tak - soms ophoudend om mij te verzoeken in haar plaats te praten - maar dadelijk herbeginnend... ik voeg hier een paar uitspraken van haar toe: (...)
-Mijn vader leest alleen maar op zondag - hij leest eenzame en ernstige boeken. Als ik een boek lees en mijn hele lichaam krijgt het zo koud alsof geen vuur het ooit nog warm kan krijgen, dan weet ik dat het poëzie is. Als ik werkelijk het gevoel heb dat de schedel van mijn hoofd wordt gelicht, dan weet ik dat dit poëzie is. Dit is de enige wijze waarop ik het herken, is er een andere manier...
Later, na nog enige bezoeken, zou hij een gevoelsmatig even belangrijke brief terugzenden, die gelukkig wel bewaard werd (had zus Lavinia die keer wel de luciditeit om het belang van deze brief in te zien?) Er is iets geweest met een man, rond 1860-1861, maar daar heerst absolute discretie over. Zover kan de redenering wel reiken, maar over wie het ging, kan men geen zekerheid scheppen. In 1873 schreef Higginson een eveneens gevoelsmatig geladen brief:
Ik beleef veel genoegen bij de herinnering aan mijn bezoek aan Amherst en speciaal aan de tijd die ik met jou doorbracht. Het leek je enig geluk te bezorgen, en ik hoop dat het zo was; vanzelfsprekend was ik verheugd in je bijzijn te verkeren. Elke keer als we mekaar ontmoeten heb ik het gevoel dat ik je al lang en goed ken door de mooie gedachten en woorden die je me hebt gezonden. Ik hoop dat je niet zult ophouden me te vertrouwen en ik wil trachten je de waarheid te blijven zeggen.
Bij dat alles komt een eigenaardigheid boven. Higginson schatte haar poëzie echt niet op waarde, omdat hij, als kind van zijn tijd, niet verstond hoe verschillend Dickinson en haar taal wel waren ten opzichte van de rest van de wereld. Hij bleef haar een gestoorde vrouw vinden, maar evenzeer bleef hij haar raad geven. Zij deed zich voor als een schoolmeisje, dat raad vroeg aan een oudere man, maar ze heeft haar wijze van schrijven nooit fundamenteel veranderd, en liet zijn waarheid voor wat ze was.
Een latere Tutor, eveneens een beschermelinge van Higginson, die hij van haar werk op de hoogte bracht, heeft pogingen ondernomen haar tot publicatie aan te zetten. Zij geloofde onmiddellijk in het potentieel en het genie van de kluizenares. Helen Hunt Jackson werd slechts door haar dood weerhouden van publicatie, terwijl de uitgever prompt alle contact opzegde. De briefwisseling die beide met elkaar voerden werd door de overbezorgde zus eveneens vernietigd.
Tjen Pauwels bracht in 1988 een boekje uit, "A tribute to MRS. Emily Dickinson" met een gewaagd project. Hij vertaalde een deel van het werk van Dickinson in het Nederlands, maar is de eerste om de moeilijkheden aan te kaarten die een dergelijke onderneming belaagden. Vertaling leidt onvermijdelijk tot herverwoording, en de zo verschrikkelijk eigenzinnige taal van deze vrouw, waarvan nauwelijks een enkele daguerrotype bekend is, leent zich allerminst voor vertaling. Dat brengt me terug tot de inleiding van deze bijdrage, om een staal van haar werk weer te geven. Het enige besluit kan al op voorhand gemaakt worden: Deze dichteres in het Engels lezen is een hele klus! (De foto hierboven is slechts in 2012 door Harvard vrijgegeven)
Een latere Tutor, eveneens een beschermelinge van Higginson, die hij van haar werk op de hoogte bracht, heeft pogingen ondernomen haar tot publicatie aan te zetten. Zij geloofde onmiddellijk in het potentieel en het genie van de kluizenares. Helen Hunt Jackson werd slechts door haar dood weerhouden van publicatie, terwijl de uitgever prompt alle contact opzegde. De briefwisseling die beide met elkaar voerden werd door de overbezorgde zus eveneens vernietigd.
Tjen Pauwels bracht in 1988 een boekje uit, "A tribute to MRS. Emily Dickinson" met een gewaagd project. Hij vertaalde een deel van het werk van Dickinson in het Nederlands, maar is de eerste om de moeilijkheden aan te kaarten die een dergelijke onderneming belaagden. Vertaling leidt onvermijdelijk tot herverwoording, en de zo verschrikkelijk eigenzinnige taal van deze vrouw, waarvan nauwelijks een enkele daguerrotype bekend is, leent zich allerminst voor vertaling. Dat brengt me terug tot de inleiding van deze bijdrage, om een staal van haar werk weer te geven. Het enige besluit kan al op voorhand gemaakt worden: Deze dichteres in het Engels lezen is een hele klus! (De foto hierboven is slechts in 2012 door Harvard vrijgegeven)
If the foolish, call them “flowers" (168)
If the foolish, call them “flowers” --
Need the wiser, tell?
If the Savants “Classify” them
It is just as well!
Those who read the “Revelations”
Must not criticize
Those who read the same Edition --
With beclouded Eyes!
Could we stand with that Old “Moses” --
“Canaan” denied --
Scan like him, the stately landscape
On the other side --
Doubtless, we should deem superfluous
Many Sciences,
Not pursued by learned Angels
In scholastic skies!
Low amid that glad Belles lettres
Grant that we may stand,
Stars, amid profound Galaxies --
At that grand “Right hand”!
Het spreekt vanzelf dat zich een oordeel vormen op basis van een enkel boekje, waarvan de auteur zelf zegt dat het slechts moet aanzien worden als een poging tot vertaling van iets dat eigenlijk onvertaalbaar is, een al even gewaagde onderneming is als het vertalen zelf. Ik merk dan ook dat de vertaalde teksten alleen ruim onvoldoende zijn om de rijkdom van haar poëzie en haar taal te ontdekken. Emily Dickinson is bij uitstek een dichteres, die enkel in de oorspronkelijke taal een stukje van haar boodschap kan overbrengen. Ik kan dus weer op zoek naar een volledige uitgave van haar werken. Maar ook de ontdekking van haar werk in vertaling maakt me uitermate blij, dankzij:
Tjen Pauwels, A tribute to Emily Dickinson, ISBN 90 6945 072 0, Nioba, Sint.-Niklaas, 1988.
Voor een volledige biografie, verwijs ik graag naar deze koppeling.
Toevoeging op 21 juli 2014, dagboekfragment.
Als ik West Vlamingen af en toe hoor praten over hele kanaries, kan een welwillende glimlach op mijn gezicht verschijnen. Dat ik in een vertaling, door iemand die ik toch van een zekere ernst verdenk, zulk een kanarie aantref, vind ik bedenkelijk. Dat die kanarie rondfladdert in een Nederlandse vertaling van een gedicht van Emily Dickinson, is, laat me mild zijn, een revelatie.
Nu ik "The complete Poems of Emily Dickinson" in pdf afgenomen heb op een gespecialiseerde Ebook-site, kan ik vergelijken. De ongebruikelijke taal beukt op de niet-Engelstalige lezer in.
Gedicht nummer 318 is zulk een ondoorgrondelijk werk, maar kijk naar dit pareltje van vertaling van dit fragment:
(...)
But how he set -- I know not --
There seemed a purple stile
That little Yellow boys and girls
Were climbing all the while --
Till when they reached the other side, (...)
(...)
Maar hoe hij daalt - ik weet het niet -
Er leek een purperen rad
Dat hele jongetjes en meisjes
De ganse tijd beklommen en dat -
Hen naar de overkant bracht (...)
Zoek de gele fout (en met de glimlach nog op het gezicht, zal ik het op een typo houden, maar dan van een hoogst storende soort), of zou het toch een hraptje zijn?
© Danny Peeters, Oudenaarde, 20/07/2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
Tjen Pauwels, A tribute to Emily Dickinson, ISBN 90 6945 072 0, Nioba, Sint.-Niklaas, 1988.
Voor een volledige biografie, verwijs ik graag naar deze koppeling.
Toevoeging op 21 juli 2014, dagboekfragment.
Als ik West Vlamingen af en toe hoor praten over hele kanaries, kan een welwillende glimlach op mijn gezicht verschijnen. Dat ik in een vertaling, door iemand die ik toch van een zekere ernst verdenk, zulk een kanarie aantref, vind ik bedenkelijk. Dat die kanarie rondfladdert in een Nederlandse vertaling van een gedicht van Emily Dickinson, is, laat me mild zijn, een revelatie.
Nu ik "The complete Poems of Emily Dickinson" in pdf afgenomen heb op een gespecialiseerde Ebook-site, kan ik vergelijken. De ongebruikelijke taal beukt op de niet-Engelstalige lezer in.
Gedicht nummer 318 is zulk een ondoorgrondelijk werk, maar kijk naar dit pareltje van vertaling van dit fragment:
(...)
But how he set -- I know not --
There seemed a purple stile
That little Yellow boys and girls
Were climbing all the while --
Till when they reached the other side, (...)
(...)
Maar hoe hij daalt - ik weet het niet -
Er leek een purperen rad
Dat hele jongetjes en meisjes
De ganse tijd beklommen en dat -
Hen naar de overkant bracht (...)
Zoek de gele fout (en met de glimlach nog op het gezicht, zal ik het op een typo houden, maar dan van een hoogst storende soort), of zou het toch een hraptje zijn?
© Danny Peeters, Oudenaarde, 20/07/2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?