Toen ik op 5 juni mijn huisdokter bezocht, zat ik midden in de voorbereidingen van de doop van mijn kleindochter. Op 14 juni schreef ik daar een verslag over. Daardoor is mijn todo-lijstje (wat haat ik dat woord: moet het weer in het Engels, zijn drie woorden te lang, want "nog te doen" klinkt me heel wat minder dwingend dat het geblafte TODO !. Ik waan me altijd in een Japans concentratiekamp.) weer wat langer geworden, zoals uit onderstaande tekst zal blijken. Door die voorbereidingen is een en ander gewoon uit mijn geheugen geglipt, en kwam vandaag op een wijze, die ik minstens verbazend vind terug boven water.
Het onderwerp is uitstekend geschikt voor een Zoma'a. In mijn papieren dagboek schreef ik dus op 5 juni, nog voor de Zoma'a uitgevonden werd, 's avonds laat in mijn veranda een stukje met als vertrekpunt dat doktersbezoek. Uitgerekend vandaag toont mijn vrouw me een blad uit "De Bond", het gezinsblad van Vlaanderen, waarin Gaston Durnez, een auteur-journalist en nog veel meer exact dezelfde auteur bespreekt, die hieronder en dus in mijn papieren dagboek ook ter sprake gekomen is. Hieronder de integrale tekst, met hier en daar een verbetering van een stijlfout of schrijffout, die anderhalve dicht beschreven bladzijden A4-ruitjespapier beslaat.
Het onderwerp is uitstekend geschikt voor een Zoma'a. In mijn papieren dagboek schreef ik dus op 5 juni, nog voor de Zoma'a uitgevonden werd, 's avonds laat in mijn veranda een stukje met als vertrekpunt dat doktersbezoek. Uitgerekend vandaag toont mijn vrouw me een blad uit "De Bond", het gezinsblad van Vlaanderen, waarin Gaston Durnez, een auteur-journalist en nog veel meer exact dezelfde auteur bespreekt, die hieronder en dus in mijn papieren dagboek ook ter sprake gekomen is. Hieronder de integrale tekst, met hier en daar een verbetering van een stijlfout of schrijffout, die anderhalve dicht beschreven bladzijden A4-ruitjespapier beslaat.
Do 05 juni 2014 : Een enigzins literair doktersbezoek (veranda, 22h55)
Ik was (voor de zoveelste maal) weer door mijn voorraad bloeddrukpillen heen, en moest dus zonder verdere medische redenen een doktersbezoek brengen. Aangezien ik de meestal verfromfraaide voorraad tijdschriften, die op het tafeltje liggen om het ongemakkelijke wachten te veraangenamen, misprijs, zowel voor hun inhoud als voor hun beduimelde toestand - zieke mensen die zich kuchend en speeksel rondproestend een weg door het wachten banen zijn niet mijn beste vrienden die ik, wanneer ze naar mijn gezondheidstoestand informeren en willen weten wat er met me scheelt, verafschuw. Hun vriendschapsverzoek wordt afgewezen met de vrije mededeling dat ik dat eerst aan de dokter wil uitleggen. Ik heb altijd een eigen voorraad literatuur in de letterlijke zin van het woord bij me om me vakkundig af te sluiten van alle oppervlakkigheden en banaliteiten die een mens zich maar kan indenken.
Mijn vraag naar voorschriften deden de dokter toch naar zijn bloeddrukmeter en stethoscoop grijpen, en hij informeerde, terwijl hij me onderzocht, ook nog even naar de gezondheidstoestand van een nonkel van mijn vrouw, die niet zo lang geleden de weg naar een ouderlingenverblijf gevonden had.
Mijn boek lag op zijn tafel, hij bekeek het even. "L'Hirondelle de Bevegem", het boekje dat ik enige bladzijden hiervoor beschreven heb, ben ik nu in extenso aan het lezen, en ik heb al verteld over het gebrek aan gegevens betreffende de auteur, Marie de Lillemont. Zodra hij hoorde dat de auteur een groot vraagteken was, raadde hij me een ander auteur aan, een zekere Norbert Fonteyne, vrij onbekend bij het huidige lezerspubliek, maar toch niet helemaal vergeten.
Deze Norbert Fonteyne bleek ook zijn grootvader geweest te zijn, en hij wist er een aantal anecdoten over te vertellen. Die grootvader was vrij jong toen hij overleed, nauwelijks 33 jaar, maar hij was er toch in geslaagd een aantal markante geschriften achter te laten. Ik werd nieuwsgierig, en beloofde mezelf zo vlug mogelijk op zoek te gaan naar informatie. Op Google was het al meteen raak : ik mag niet klagen over de hoeveelheid aangeboden materiaal. En dat vroeg om nog meer.
Dus ben ik vandaag maar eens naar de bibliotheek gegaan, om enerzijds de beide boeken over de Uitgeverij in Vlaanderen terug te brengen, maar ik wou eveneens nog wat meer te weten komen over Norbert Fonteyne. Dus zocht ik in de leeszaal naar een paar encyclopedische werken, en vond vrij vlug zijn naam terug. Ik geef hier een markante, korte maar wel duidelijke bijdrage uit de "Moderne encyclopedie der Wereldliteratuur, deel III", uitgegeven bij Story-Scientia te Gent.
Fonteyne, Norbert Edgard. Nederlands (B) (!, noot van mezelf) romancier (°Oedelem 16 XII 1904 - +Veldegem 7 VI 1938). Onderwijzer, behoort met Gilliams, Van Hoogenbemt en Lebeau tot de auteursgeneratie van 1936 die een opvallende belangstelling had voor de problemen van de verscheurde jeugd. Fonteyne was de meest gecompliceerde figuur. Zowel fijnzinnig in zijn psychologische ontledingen als brutaal naturalistisch in zijn uitbeeldingen. Hij debuteerde met "Pension Vivès", een roman over een Brugs pension. Van de invloed van Elsschot en Walschap kon hij zich niet geheel losmaken. In "Polder", een landelijk verhaal, domineert het barokke gevoel en de zinnelijkheid in primitieve trekken, in de trant van C. Buysse. Deze te vroeg gestorven schrijver toonde zijn veelbelovend talent in zijn postuum uitgegeven "Kinderjaren". Het is het verhaal van een jongeling, reeds vroeg geremd door een minderwaardigheidscomplex dat compensatie zoekt in cynisme, baldadigheid en artistieke schepping. Fonteyne is hier de opstandige, die oprechtheid als hoogste goed belijdt. Het boek is tevens een tijdsdocument uit de oorlogsjaren 1914-1918. [L.W. De Graer]
Ik kan me niet ontdoen van de indruk dat ik "Pension Vivès" in één of andere vorm al onderhanden gehad heb. Zou het werk ook ter sprake gekomen zijn op T.V.? Vergeet niet te lezen?
Ik heb nu de opdracht op zoek te gaan naar weer een paar boeken, waarvan ik er een paar hier liggen heb, om bepaalde bijdragen daaruit te lezen. Maar vooraleer ik dat doe, ga ik al het materiaal van Tante Google bijeengaren, en de gegevens eens in één totaalartikel verwerken. Bij sommige staan ook een aantal verwijzingen, zodat ik ook die gegevens kan inkijken en eventueel mee opnemen in mijn samenvatting. En een nieuw gesprek met de dokter, zijn kleinzoon, staat op het programma. Mijn "te doen"-lijstje wordt weer langer!
Als je daarbij in acht neemt dat het dubbelboek "Het Handschrift - Van Hulthem" ook nog in zijn geheel moet verwerkt worden, en dat ik de eerste 70 tot 80 bladzijden wil bestuderen (noot van mezelf: 109, zo blijkt) die het informatieve gedeelte vertegenwoordigen, dan moet ik stilaan een agenda beginnen bijhouden. (...)
Met een klap heb ik mijn grote schrift dichtgeslagen.
Even herhalen wat er zoal voor mij op stapel staat:
Norbert Fonteyne,
Gustave Borgères,
Karel Van Hulthem en zijn handschrift,
Marie de Lillemont,
De eerste uitgave van de Blumengartenbibliothek,
Vervolguitgaven van de BGB,
De Arkboekjes,
Mijn blogs spekken en
Mijn dagboek bijhouden,
Geregeld op snuistertocht gaan,
Mijn bibliotheek digitaliseren,
Mijn zolder in een echte bibliotheek veranderen.
De dag, heb ik vernomen, heeft maar 24 uur... En dit betreft alleen maar mijn boekenbezigheden.
Maar nu moet ik zowel de literaire als menselijke benadering van Gaston Durnez nog verwerken. Het is een column uit "De Bond", gepubliceerd op 11 juli 2014 bladzijde 21. Er staat dus copyright op. Toch zal ik trachten een samenvatting te maken van zijn artikel, genaamd "Een kind in '14-'18". Vooral de Nederlandse lezers hebben weinig of geen kans dit weekblad in handen te krijgen. Dat deze samenvatting naar eigen smaak opgemaakt is, en niet streeft naar journalistieke volledigheid, moet je er maar bijnemen. Ik vertel vooral wat ikzelf ook zou geschreven hebben. De persoonlijke toevoegingen die Durnez maakt, zijn voor mij gefundenes fressen.
De boeken van Fonteyne, zo begint Durnez, zijn eerder zeldzaam te noemen. Meestal zelfs alleen bij een antikwaar te vinden. Het boek "Kinderjaren" verscheen postuum in 1939, en voor het laatst in 1986. Op 34-jarige leeftijd overleden in 1938, werd hij begraven op de dag dat België zijn zwaarste aardbeving uit zijn geschiedenis meemaakte. Durnez herinnert zich die gebeurtenis nog levendig. Het verhaal gaat dat de kist van de overledene op datzelfde ogenblik in het graf werd neergelaten. Consternatie alom!
Zijn eerste uitgave in boekvorm was "Pension Vivès", over een aantal gasten in een Brugs pension, die allemaal op een of andere wijze mislukt zijn in het leven, voor een deel door hun oorlogservaringen. In 1937 gaf hij de roman "Polder" uit, een oorlogsdrama dat zich afspeelt op het platteland.
In zijn dagboeken schreef hij terecht dat hij maar weinig tijd had om al zijn artistieke projecten waar te maken. Dus concentreerde hij zich op zijn schrijversroeping. Zijn boeken tekenen een bevolking die geleden heeft onder de oorlog en hoe de moraal niet alleen in onze streken maar zelfs wereldwijd onderuit ging. (Letterlijk lees ik nu:) Hij komt tot de conclusie dat geen jeugd meer ontgoocheld de wereld is ingetreden "dan wij, met onze vervallen dromen". Bitter zegt hij: "Wij zijn het laatste gelukkig geslacht."
Het activisme uit de jaren dertig bracht toch enige lichtpunten "met zijn volksontwikkeling en zijn studieavonden". "Daardoor werd de Vlaamse beweging tot in de kleinste dorpen levend gemaakt. "Zij kregen vandaar de nieuwe heerlijkheid Vlaanderen om in de plaats te zetten van al wat ons ontnomen werd, en dat heeft ons toen behoed voor de verkwisting van het materialisme." Durnez merkt op dat "de edelmoedige sociaal-culturele kant van het activisme al te gemakkelijk werd vergeten", en raakt daardoor ook op subtiele wijze de mogelijkheid aan dat Fonteyne in zwaar water zou terecht hebben kunnen komen.
Het boek "Kinderjaren" is een niet geromantiseerde autobiografie met een essayistische inslag.
Het besluit van Durnez is geen kleinigheid: "Ik denk ook dat het tijd is voor een grote biografie van de schrijver. De jongste jaren leeft de belangstelling voor de artistieke en historische levensverhalen ook bij ons op. De rij groeit: Van Gezelle tot Timmermans, Bergman, Verhaeren, Walschap, Loveling... Daar mag Fonteyne gerust bij gaan staan.
Hier moet toch wel even grondig over nagedacht worden. Ik heb al het besluit genomen om mijn huisdokter te contacteren om de familiale bewaarder van het archief en het literair erfgoed van de grootvader te overtuigen tot het vrijgeven van deze op zijn minst gezegd niet onbelangrijke bronnen. Als Fonteyne inderdaad zulk een invloedrijk auteur had kunnen worden als hierboven beschreven, die door de jonge leeftijd, waarop hij overleed niet de kans gehad heeft zich ten volle te ontplooien, dan moet men hetgeen hij wel aan de wereld geschonken heeft, toch op een moderne manier durven te ontsluiten en van wetenschappelijk neutrale commentaar voorzien. Het kan zijn naam als auteur alleen maar versterken. Misschien moest ik ook maar eens mijn stoute schoenen aantrekken, en Durnez in dit avontuur betrekken. Wie weet waar we eindigen?
© Danny Peeters, Oudenaarde, 12/07/2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
Even herhalen wat er zoal voor mij op stapel staat:
Norbert Fonteyne,
Gustave Borgères,
Karel Van Hulthem en zijn handschrift,
Marie de Lillemont,
De eerste uitgave van de Blumengartenbibliothek,
Vervolguitgaven van de BGB,
De Arkboekjes,
Mijn blogs spekken en
Mijn dagboek bijhouden,
Geregeld op snuistertocht gaan,
Mijn bibliotheek digitaliseren,
Mijn zolder in een echte bibliotheek veranderen.
De dag, heb ik vernomen, heeft maar 24 uur... En dit betreft alleen maar mijn boekenbezigheden.
Maar nu moet ik zowel de literaire als menselijke benadering van Gaston Durnez nog verwerken. Het is een column uit "De Bond", gepubliceerd op 11 juli 2014 bladzijde 21. Er staat dus copyright op. Toch zal ik trachten een samenvatting te maken van zijn artikel, genaamd "Een kind in '14-'18". Vooral de Nederlandse lezers hebben weinig of geen kans dit weekblad in handen te krijgen. Dat deze samenvatting naar eigen smaak opgemaakt is, en niet streeft naar journalistieke volledigheid, moet je er maar bijnemen. Ik vertel vooral wat ikzelf ook zou geschreven hebben. De persoonlijke toevoegingen die Durnez maakt, zijn voor mij gefundenes fressen.
De boeken van Fonteyne, zo begint Durnez, zijn eerder zeldzaam te noemen. Meestal zelfs alleen bij een antikwaar te vinden. Het boek "Kinderjaren" verscheen postuum in 1939, en voor het laatst in 1986. Op 34-jarige leeftijd overleden in 1938, werd hij begraven op de dag dat België zijn zwaarste aardbeving uit zijn geschiedenis meemaakte. Durnez herinnert zich die gebeurtenis nog levendig. Het verhaal gaat dat de kist van de overledene op datzelfde ogenblik in het graf werd neergelaten. Consternatie alom!
Zijn eerste uitgave in boekvorm was "Pension Vivès", over een aantal gasten in een Brugs pension, die allemaal op een of andere wijze mislukt zijn in het leven, voor een deel door hun oorlogservaringen. In 1937 gaf hij de roman "Polder" uit, een oorlogsdrama dat zich afspeelt op het platteland.
In zijn dagboeken schreef hij terecht dat hij maar weinig tijd had om al zijn artistieke projecten waar te maken. Dus concentreerde hij zich op zijn schrijversroeping. Zijn boeken tekenen een bevolking die geleden heeft onder de oorlog en hoe de moraal niet alleen in onze streken maar zelfs wereldwijd onderuit ging. (Letterlijk lees ik nu:) Hij komt tot de conclusie dat geen jeugd meer ontgoocheld de wereld is ingetreden "dan wij, met onze vervallen dromen". Bitter zegt hij: "Wij zijn het laatste gelukkig geslacht."
Het activisme uit de jaren dertig bracht toch enige lichtpunten "met zijn volksontwikkeling en zijn studieavonden". "Daardoor werd de Vlaamse beweging tot in de kleinste dorpen levend gemaakt. "Zij kregen vandaar de nieuwe heerlijkheid Vlaanderen om in de plaats te zetten van al wat ons ontnomen werd, en dat heeft ons toen behoed voor de verkwisting van het materialisme." Durnez merkt op dat "de edelmoedige sociaal-culturele kant van het activisme al te gemakkelijk werd vergeten", en raakt daardoor ook op subtiele wijze de mogelijkheid aan dat Fonteyne in zwaar water zou terecht hebben kunnen komen.
Het boek "Kinderjaren" is een niet geromantiseerde autobiografie met een essayistische inslag.
Het besluit van Durnez is geen kleinigheid: "Ik denk ook dat het tijd is voor een grote biografie van de schrijver. De jongste jaren leeft de belangstelling voor de artistieke en historische levensverhalen ook bij ons op. De rij groeit: Van Gezelle tot Timmermans, Bergman, Verhaeren, Walschap, Loveling... Daar mag Fonteyne gerust bij gaan staan.
Hier moet toch wel even grondig over nagedacht worden. Ik heb al het besluit genomen om mijn huisdokter te contacteren om de familiale bewaarder van het archief en het literair erfgoed van de grootvader te overtuigen tot het vrijgeven van deze op zijn minst gezegd niet onbelangrijke bronnen. Als Fonteyne inderdaad zulk een invloedrijk auteur had kunnen worden als hierboven beschreven, die door de jonge leeftijd, waarop hij overleed niet de kans gehad heeft zich ten volle te ontplooien, dan moet men hetgeen hij wel aan de wereld geschonken heeft, toch op een moderne manier durven te ontsluiten en van wetenschappelijk neutrale commentaar voorzien. Het kan zijn naam als auteur alleen maar versterken. Misschien moest ik ook maar eens mijn stoute schoenen aantrekken, en Durnez in dit avontuur betrekken. Wie weet waar we eindigen?
© Danny Peeters, Oudenaarde, 12/07/2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?