"Dag 49
Eerst even een dienstmededeling: het systeem vereist dat de deelnemer aan de happydays slaafs dagelijks een bericht, liefst met foto's aanbrengt. Maar dat is geen rekening gehouden met het dagelijkse leven van een mens. Deze mens is geen slaaf van zijn computer of van wat dan ook. Gisteren was ik, dat is zeer uitzonderlijk, met geen stok te bewegen tot welke geschreven actie dan ook. Een zeldzaam verschijnsel, dat ten huize Bloemenhof een zeer ongebruikelijk beeld laat zien: de rommelige schrijf- anex werk- anex keukentafel bleef lusteloos liggen, hoewel ik maandag een bezoek aan de bibliotheek had gebracht, en vandaar een drietal boeken had meegesleurd, die tot nu toe alleen maar in de bibliotheek zelf waren bestudeerd. Zelfs niet alle drie, slechts twee heb ik aan een primair onderzoek onderworpen. Dat primair onderzoek was dan nog beperkt door het feit dat ik ten eerste pas rond kwart na twee in de bibliotheek aankwam, dat ik dus ook enige tijd nodig had om een paar boeken ad random te grabbelen die dan ook op zeker ogenblik het meenemen waard geacht werden.
Dit stuk van de bijdrage moet dan ook gezien worden als een aanvulling van de bijdrage van maandag, waar ik met geen woord gerept heb over een bibliotheekbezoek. Dat soort van bezoek is voor mij anders dan dat van negenennegentig procent van de andere bezoekers aan deze instelling. Ik kies mijn boeken in een lang en voor anderen soms vervelend proces, omdat ik het boek waarvan de titel mij beroert vast neem, betast en besnuffel, begluur, beluister en analyseer. Dan open ik het boek, op zoek naar de algemene gegevens, de schrijver, de uitgever, het jaartal...
Een paar woorden hier, een paar woorden daar worden meegenomen. De achterflap geeft meestal een glimp over de inhoud prijs en ik ga op jacht naar schatten. Schatten moeten gezocht, en geroofd worden. Is het boek het meenemen waard? Dat moet ik goed overwegen, want anders moet ik moeizaam op jacht naar de plaats waar ik het boek heb weggenomen. Dat is niet altijd en in alle omstandigheden gemakkelijk. Maar met een maximum van drie boeken mee te nemen is de keuze dan ook op een redelijke manier te maken.
Hier heb ik van Lode Wils: Waarom Vlaanderen Nederlands spreekt, van Davidsfonds Leuven. Ook Jan Verroken, Van Harmelcentrum tot Hertoginnedal, en ook Ieder zijn zeg, 20 levensverhalen uit het Oudenaardse, van streekmuseum 1986.
De keuze was niet gemakkelijk, maar uiteindelijk werden het deze drie. Ze horen niet samen, maar toch zijn er elementen die zorgt voor een drie-eenheid. De Vlaming in mij is geïnteresseerd in zijn taal, meerbepaald, in zijn Vlaamse taal. Zovelen beweren dat we Nederlands spreken, maar het is een stiefmoedertaal. Beter kunnen we niet krijgen, want de methode om tot een eigen taal te krijgen kan niet omheen van het hoofdingrediënt: de Nederlandse taal, die sluipend onze eigen taal heeft ingepalmd. Een oplossing voor het probleem ken ik niet, maar ik volg wel enige bewegingen die zoeken of strijden voor een andere invulling dan die door de Nederlands-Belgische Taalunie aangereikt. De armoede die we op basis van de standaardtaal ingelepeld krijgen, zal ons nooit kunnen bevredigen. Evenmin zal een zelfgecreëerde Vlaamse taal elke Vlaming kunnen tevredenstellen. Ik los het probleem niet op, ik volg alleen de evolutie.
Een van de architecten van de Belgische taalwetgeving was de politicus Jan Verroken, ooit ook onze burgemeester. Hij was een man die geen blad voor de mond nam, een volksjongen die de kans kreeg zich in het leven naar boven te werken, en die zijn sociale bewogenheid in een politiek engagement wilde valideren. W. R. Jonckheere schreef een moeilijk te realiseren biografie van deze complexe persoonlijkheid, die nu nog altijd via bijvoorbeeld Facebook zijn mening ventileert, op een leeftijd waarop zijn gelijken in een bejaardentehuis als grootste probleem het middageten van de volgende dag trachten in te schatten.
Ik kon dan ook het derde boek niet laten liggen, toen "ik Ieder zijn zeg" vond, de levensverhalen van een twintigtal doodeenvoudige burgers uit Oudenaarde, stuk voor stuk gebaseerd op eigen herinnering, en alle zo eerlijk verteld als hun eigen natuur het voorschreef. Als inwoners van de Stad Oudenaarde hebben ze meestal nog wel Jan Verroken als burgemeester gekend, die zelf met Wereldoorlog II zijn deel gehad heeft van de verschrikkingen, waarover zij vertellen terwijl hun verhaal wel meestal over de eerste oorlog ging.
Laat de -ongezochte - leidraad voor de keuze van de drie boeken Vlaanderen zijn: een boek met een mogelijke verklaring voor de natuur van onze taal, de biografie van een niet onbelangrijk maar zeer moeilijk te duiden Vlaams politicus, en de verhalen van een aantal bewoners van de Vlaamse stad, waarvan Jan Verroken zelf burgemeester geweest is.
In de bibliotheek is er een hoekje, genaamd de leeszaal, waar een aantal niet uitleenbare werken staan, die kunnen geraadpleegd worden voor studiedoeleinden. Veel volk zit er nooit, en ik verschuil me er graag wanneer ik zoals deze keer een beginnend vergelijkend onderzoek wil doen naar de gevonden en te stelen schatten. Stelen, voor de goede orde, in de zin van stelen met de ogen. Deze keer was ik niet alleen. Een brave leraar had een klas met enthousiaste, en sommige niet zo enthousiaste leerlingen meegesleurd naar de bibliotheek om hen in het opzoekwerk in te leiden. Ze hadden alle een lijstje bij zich met opdrachten, en voerden deze in groep uit. Boeken werden uit de rekken gehaald, de opdrachten hardop voorlezen, en antwoorden op de vragen werden ijverig neergepend. Ik had er wel een goed oog in, deze vorm van initiatie, zij het dan in een andere vorm, heb ik ook ondergaan in een vorig leven en in mijn Andebijkbijdragen uitgebreid beschreven. Ik ben zeker niet tegen deze vorm van intellectuele voorlichting en initiatie. Alleen maakten sommige leerlingen het in hun enthousiasme dan wel ballorigheid een beetje te veel lawaai. Sommigen bemerkten het zelf, en hielden zich met een zich excuserende blik wat in. Andere wisten niet beter of luidruchtigheid in een lees- en studiezaal was de meest normale vorm van communicatie, ongeacht het willige dan wel onwillige publiek.
Gelukkig was de leraar een verstandig mens, en hij riep zijn pupillen tot de orde. Ik wierp hem een dankbare blik toe, en nam links en rechts een paar nota's. Maar het boek over Jan Verroken is van een te groot wetenschappelijk opzet om zo voor de vuist te excerpteren. Dan kan je beter het ganse boek overschrijven. Dat heb ik dus achterwege gelaten.
In het totaal ben ik drie uur in de bibliotheek geweest. Helaas werd het tijd om naar huis te gaan, want de dagorde moet voor een aantal dingen wel gerespecteerd blijven.
Aldus heb ik gisteren deze boeken toch nog even ter hand genomen, maar ik kon helaas niet verder komen dan een oppervlakkige lectuur, omdat andere taken en bezigheden anders beslisten en de wensen van deze jongen naar de achtergrond duwden. Voor 6 oktober moet ik me met het papieren dagboek als drager mijn ideeën neergepend hebben. Ik ben een traag lezer. Het zal een karwei worden.
Eerst even een dienstmededeling: het systeem vereist dat de deelnemer aan de happydays slaafs dagelijks een bericht, liefst met foto's aanbrengt. Maar dat is geen rekening gehouden met het dagelijkse leven van een mens. Deze mens is geen slaaf van zijn computer of van wat dan ook. Gisteren was ik, dat is zeer uitzonderlijk, met geen stok te bewegen tot welke geschreven actie dan ook. Een zeldzaam verschijnsel, dat ten huize Bloemenhof een zeer ongebruikelijk beeld laat zien: de rommelige schrijf- anex werk- anex keukentafel bleef lusteloos liggen, hoewel ik maandag een bezoek aan de bibliotheek had gebracht, en vandaar een drietal boeken had meegesleurd, die tot nu toe alleen maar in de bibliotheek zelf waren bestudeerd. Zelfs niet alle drie, slechts twee heb ik aan een primair onderzoek onderworpen. Dat primair onderzoek was dan nog beperkt door het feit dat ik ten eerste pas rond kwart na twee in de bibliotheek aankwam, dat ik dus ook enige tijd nodig had om een paar boeken ad random te grabbelen die dan ook op zeker ogenblik het meenemen waard geacht werden.
Dit stuk van de bijdrage moet dan ook gezien worden als een aanvulling van de bijdrage van maandag, waar ik met geen woord gerept heb over een bibliotheekbezoek. Dat soort van bezoek is voor mij anders dan dat van negenennegentig procent van de andere bezoekers aan deze instelling. Ik kies mijn boeken in een lang en voor anderen soms vervelend proces, omdat ik het boek waarvan de titel mij beroert vast neem, betast en besnuffel, begluur, beluister en analyseer. Dan open ik het boek, op zoek naar de algemene gegevens, de schrijver, de uitgever, het jaartal...
Een paar woorden hier, een paar woorden daar worden meegenomen. De achterflap geeft meestal een glimp over de inhoud prijs en ik ga op jacht naar schatten. Schatten moeten gezocht, en geroofd worden. Is het boek het meenemen waard? Dat moet ik goed overwegen, want anders moet ik moeizaam op jacht naar de plaats waar ik het boek heb weggenomen. Dat is niet altijd en in alle omstandigheden gemakkelijk. Maar met een maximum van drie boeken mee te nemen is de keuze dan ook op een redelijke manier te maken.
Hier heb ik van Lode Wils: Waarom Vlaanderen Nederlands spreekt, van Davidsfonds Leuven. Ook Jan Verroken, Van Harmelcentrum tot Hertoginnedal, en ook Ieder zijn zeg, 20 levensverhalen uit het Oudenaardse, van streekmuseum 1986.
De keuze was niet gemakkelijk, maar uiteindelijk werden het deze drie. Ze horen niet samen, maar toch zijn er elementen die zorgt voor een drie-eenheid. De Vlaming in mij is geïnteresseerd in zijn taal, meerbepaald, in zijn Vlaamse taal. Zovelen beweren dat we Nederlands spreken, maar het is een stiefmoedertaal. Beter kunnen we niet krijgen, want de methode om tot een eigen taal te krijgen kan niet omheen van het hoofdingrediënt: de Nederlandse taal, die sluipend onze eigen taal heeft ingepalmd. Een oplossing voor het probleem ken ik niet, maar ik volg wel enige bewegingen die zoeken of strijden voor een andere invulling dan die door de Nederlands-Belgische Taalunie aangereikt. De armoede die we op basis van de standaardtaal ingelepeld krijgen, zal ons nooit kunnen bevredigen. Evenmin zal een zelfgecreëerde Vlaamse taal elke Vlaming kunnen tevredenstellen. Ik los het probleem niet op, ik volg alleen de evolutie.
Een van de architecten van de Belgische taalwetgeving was de politicus Jan Verroken, ooit ook onze burgemeester. Hij was een man die geen blad voor de mond nam, een volksjongen die de kans kreeg zich in het leven naar boven te werken, en die zijn sociale bewogenheid in een politiek engagement wilde valideren. W. R. Jonckheere schreef een moeilijk te realiseren biografie van deze complexe persoonlijkheid, die nu nog altijd via bijvoorbeeld Facebook zijn mening ventileert, op een leeftijd waarop zijn gelijken in een bejaardentehuis als grootste probleem het middageten van de volgende dag trachten in te schatten.
Ik kon dan ook het derde boek niet laten liggen, toen "ik Ieder zijn zeg" vond, de levensverhalen van een twintigtal doodeenvoudige burgers uit Oudenaarde, stuk voor stuk gebaseerd op eigen herinnering, en alle zo eerlijk verteld als hun eigen natuur het voorschreef. Als inwoners van de Stad Oudenaarde hebben ze meestal nog wel Jan Verroken als burgemeester gekend, die zelf met Wereldoorlog II zijn deel gehad heeft van de verschrikkingen, waarover zij vertellen terwijl hun verhaal wel meestal over de eerste oorlog ging.
Laat de -ongezochte - leidraad voor de keuze van de drie boeken Vlaanderen zijn: een boek met een mogelijke verklaring voor de natuur van onze taal, de biografie van een niet onbelangrijk maar zeer moeilijk te duiden Vlaams politicus, en de verhalen van een aantal bewoners van de Vlaamse stad, waarvan Jan Verroken zelf burgemeester geweest is.
In de bibliotheek is er een hoekje, genaamd de leeszaal, waar een aantal niet uitleenbare werken staan, die kunnen geraadpleegd worden voor studiedoeleinden. Veel volk zit er nooit, en ik verschuil me er graag wanneer ik zoals deze keer een beginnend vergelijkend onderzoek wil doen naar de gevonden en te stelen schatten. Stelen, voor de goede orde, in de zin van stelen met de ogen. Deze keer was ik niet alleen. Een brave leraar had een klas met enthousiaste, en sommige niet zo enthousiaste leerlingen meegesleurd naar de bibliotheek om hen in het opzoekwerk in te leiden. Ze hadden alle een lijstje bij zich met opdrachten, en voerden deze in groep uit. Boeken werden uit de rekken gehaald, de opdrachten hardop voorlezen, en antwoorden op de vragen werden ijverig neergepend. Ik had er wel een goed oog in, deze vorm van initiatie, zij het dan in een andere vorm, heb ik ook ondergaan in een vorig leven en in mijn Andebijkbijdragen uitgebreid beschreven. Ik ben zeker niet tegen deze vorm van intellectuele voorlichting en initiatie. Alleen maakten sommige leerlingen het in hun enthousiasme dan wel ballorigheid een beetje te veel lawaai. Sommigen bemerkten het zelf, en hielden zich met een zich excuserende blik wat in. Andere wisten niet beter of luidruchtigheid in een lees- en studiezaal was de meest normale vorm van communicatie, ongeacht het willige dan wel onwillige publiek.
Gelukkig was de leraar een verstandig mens, en hij riep zijn pupillen tot de orde. Ik wierp hem een dankbare blik toe, en nam links en rechts een paar nota's. Maar het boek over Jan Verroken is van een te groot wetenschappelijk opzet om zo voor de vuist te excerpteren. Dan kan je beter het ganse boek overschrijven. Dat heb ik dus achterwege gelaten.
In het totaal ben ik drie uur in de bibliotheek geweest. Helaas werd het tijd om naar huis te gaan, want de dagorde moet voor een aantal dingen wel gerespecteerd blijven.
Aldus heb ik gisteren deze boeken toch nog even ter hand genomen, maar ik kon helaas niet verder komen dan een oppervlakkige lectuur, omdat andere taken en bezigheden anders beslisten en de wensen van deze jongen naar de achtergrond duwden. Voor 6 oktober moet ik me met het papieren dagboek als drager mijn ideeën neergepend hebben. Ik ben een traag lezer. Het zal een karwei worden.
Dag 50
Deze dag is in een grote krachtinspanning tot uiting gekomen. Als ik mijn fiets dan gekocht heb met de bedoeling enige lichaamsbeweging te combineren met de oprechte wil het milieu ter wille te zijn, en de korte ritten met de auto terug te dringen tot het absoluut noodzakelijke, dan mag ik wel zeggen dat ik daar behoorlijk in slaag.
Het moet ook gezegd worden dat ik naast de noodzakelijke ritten, naar de markt bijvoorbeeld, zoals vandaag, naar de bakker, naar de bibliotheek en noem het maar op, ook meer en meer ritten maak die puur voor de ontspanning dienen. De natuurtochten zijn voor mij een heerlijkheid, en ik heb er al een aantal van beschreven. Maar ook ritten, die enkel en alleen dienen om een frisse neus te halen en om te genieten van het landschap, om af en toe te eindigen op het terras van een uitspanning met sloefende Patrones en fluisterende bezoekers, worden meer en meer ondernomen. Dat kan omdat de oefening door het veelvuldig gebruik er is zodat de afgelegde afstand per tijdseenheid, in mensentaal de snelheid met de dag toeneemt.
Vandaag heb ik dus voor de eerste keer een langere tocht ondernomen, zonder plan, gewoon de richting gekozen die mijn neus me voorschreef. In dat geval gebeurt het dus wel dat je zegt: ah! Die wegwijzer wil dat ik naar Gijzelbrechtegem rijd, en dan rijd je daar ook heen. Er is een kleine maar: halverwege komen er kruispunten waar de wegwijzers je overal heen sturen, behalve naar Gijzelbrechtegem. Vlaanderen is een creatief land om de horeca wat te laten bijverdienen, heb ik mogen ondervinden. En zo kon het gebeuren dat de rondrit lang werd, maar zonder de minste bestemming. Hoe dan ook heb ik uitgebreid genoten van de landelijke omgeving, en op mijn terugweg heb ik ook de instellingen van de heer Naessens, Oost-Vlaanderens meest markante ondernemer van het ogenblik kunnen bewonderen. Van Boer tot industrieel, mijn respect krijgt hij.
Thuis gekomen moest ik vaststellen dat mijn benen hun portie wel gekregen hadden. Ik plofte een moment neer op het bed, en viel zonder meer in slaap! Een uur later werd ik wakker met een verschrikkelijke dorst. De warmte en de inspanning hadden me behoorlijk gedeshydrateerd. Bijvullen was absoluut noodzakelijk. Dat is dan maar het gevolg van een ongeplande tocht, geïnspireerd op het goede weer en de te verwachten mooie natuur. De niet bereikte bestemming zal ik later wel eens bezoeken. Nu is het weer bedtijd.
Deze dag is in een grote krachtinspanning tot uiting gekomen. Als ik mijn fiets dan gekocht heb met de bedoeling enige lichaamsbeweging te combineren met de oprechte wil het milieu ter wille te zijn, en de korte ritten met de auto terug te dringen tot het absoluut noodzakelijke, dan mag ik wel zeggen dat ik daar behoorlijk in slaag.
Het moet ook gezegd worden dat ik naast de noodzakelijke ritten, naar de markt bijvoorbeeld, zoals vandaag, naar de bakker, naar de bibliotheek en noem het maar op, ook meer en meer ritten maak die puur voor de ontspanning dienen. De natuurtochten zijn voor mij een heerlijkheid, en ik heb er al een aantal van beschreven. Maar ook ritten, die enkel en alleen dienen om een frisse neus te halen en om te genieten van het landschap, om af en toe te eindigen op het terras van een uitspanning met sloefende Patrones en fluisterende bezoekers, worden meer en meer ondernomen. Dat kan omdat de oefening door het veelvuldig gebruik er is zodat de afgelegde afstand per tijdseenheid, in mensentaal de snelheid met de dag toeneemt.
Vandaag heb ik dus voor de eerste keer een langere tocht ondernomen, zonder plan, gewoon de richting gekozen die mijn neus me voorschreef. In dat geval gebeurt het dus wel dat je zegt: ah! Die wegwijzer wil dat ik naar Gijzelbrechtegem rijd, en dan rijd je daar ook heen. Er is een kleine maar: halverwege komen er kruispunten waar de wegwijzers je overal heen sturen, behalve naar Gijzelbrechtegem. Vlaanderen is een creatief land om de horeca wat te laten bijverdienen, heb ik mogen ondervinden. En zo kon het gebeuren dat de rondrit lang werd, maar zonder de minste bestemming. Hoe dan ook heb ik uitgebreid genoten van de landelijke omgeving, en op mijn terugweg heb ik ook de instellingen van de heer Naessens, Oost-Vlaanderens meest markante ondernemer van het ogenblik kunnen bewonderen. Van Boer tot industrieel, mijn respect krijgt hij.
Thuis gekomen moest ik vaststellen dat mijn benen hun portie wel gekregen hadden. Ik plofte een moment neer op het bed, en viel zonder meer in slaap! Een uur later werd ik wakker met een verschrikkelijke dorst. De warmte en de inspanning hadden me behoorlijk gedeshydrateerd. Bijvullen was absoluut noodzakelijk. Dat is dan maar het gevolg van een ongeplande tocht, geïnspireerd op het goede weer en de te verwachten mooie natuur. De niet bereikte bestemming zal ik later wel eens bezoeken. Nu is het weer bedtijd.
Danny Peeters, Oudenaarde 18 september 2014.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?
Mag ik vragen het copyright te respecteren?