Even kort samengevat komt het hier op neer. Toen Wouter van Heiningen een stukje schreef op zijn blog over Jotie 'tHooft, kon hij natuurlijk niet vermoeden dat ik het graf van deze bekende Oudenaardse dichter dikwijls bezoek. Dat is niet zo gek: de kortste weg naar de tuintjes van het Liedtspark gaat over het kerkhof, dat ik jaren geleden al heb leren kennen als een echte rustplek, die op dat vlak zelfs beter is dan het stadspark zelf. Dat ik het graf van Jotie daar ontdekt heb, kan ik niet op mijn naam schrijven, dat is pas gebeurd nadat ik tijdens een rondleiding op deze begraafplaats van de gids vernam dat de dichter hier rustte. Ik heb zelfs af en toe Nonkel Rik bezig gezien met het onderhoud van het graf.
Bij de lectuur van het artikel over Jotie merkte ik dat Wouter van Heiningen vermeldde dat het onderhoud nog steeds door Rik 'tHooft werd gedaan, terwijl deze man in oktober 2012 overleed, in volle verkiezingen, terwijl hij zelf als lijstduwer van Groen fungeerde.
Als ik in eerste benadering een poëzieliefhebber ben, dan is het een klein beetje begrijpbaar dat ik een initiatief van die aard zou genomen hebben. Maar daar komt bij dat ik geen begrip heb voor de houding van de Stad, die zonder meer het graf liet voor wat het was. Even is er zelfs de vrees geweest dat het zou geruimd worden. Dat is er dan toch niet van gekomen. Maar de verwaarlozing, na het overlijden van Rik, was groot.
Er is nog iets anders. Jotie is gestorven op 6 oktober 1977. Rik stierf op 4 oktober 2012. Het is een toeval dat deze data zo gelijkend zijn. Maar er is een andere datum die voor mij veel belangrijker is. Mijn vader overleed op 1 september 1977, dus een maand voor Jotie. En jawel, we zijn vandaag 1 september. Het voornemen dat ik me maakte, die 4de augustus, was het graf van Jotie op te kuisen op 1 september, om zo op mijn eigen manier mijn vader te gedenken. Rare manier van doen, mag je denken. Dat is het niet voor mij.
Er was natuurlijk nog een klein probleempje op te lossen. Een graf opkuisen dat niet toebehoort aan je eigen familie, is een kiese aangelegenheid. Dat doe je niet zo maar. Dus nam ik contact op met Mevr. Meuleman, Vlaams Senator, met de vraag of zij van de familie toestemming kon krijgen mij die taak te laten uitvoeren. Het heeft omwille van de vakantie wel wat tijd gekost, maar uiteindelijk kreeg ik van een medewerker van de senator het groen (!) licht. Toch had ik me voorgenomen, ongeacht het antwoord tijdig zou komen of niet, tot actie over te gaan, en de eventuele gevolgen maar te nemen. In het leven moet men al eens iets durven.
Vanmorgen was het dan zo ver. De weergoden hebben de goede reflex gehad de zon langs te sturen, en de wolken tijdelijk in een andere richting te sturen. Alleen gewapend met een haagschaar, een snoeischaar en een paar grote zakken om enig snoeisel in te doen, trok ik naar de begraafplaats. Hoewel ik dus het graf goed genoeg kende, was ik toch verrast door de weelderige uitgroei van de aanplantingen. Ik moest hard ingrijpen in de woeste uitgroei van de lavendel, en het resultaat was niet verfrissend. Maar de verwaarlozing was te groot geweest, en het is maar beter een keertje ongenadig te zijn. Nu mag je lavendel niet op te oud hout terugsnoeien, want dan heb je geen groei meer het volgende jaar. De nieuwe scheuten ontstaan op jonger hout, en dus moest er iets te lang gesnoeid worden. Dat geeft in eerste instantie een eerder kaal en triest beeld. De andere optie was de oude planten er kort en goed uit te gooien, maar ik dacht dat een stappenplan beter was. Eerst zien, en tegen 11 oktober, als er een evenement rond Jotie zal plaatsvinden, de zaak nog eens bekijken, en eventueel beslissingen nemen. Nu nog niet.
De stapel snoeisel van de lavendel alleen was al een behoorlijke berg. Er moest ook nog een hegje opnieuw in vorm gezet worden, en ook daar kwam een onverwacht grote stapel snoeisel vandaan. Een paar grepen onkruid en nog een paar alliums die herfstig lang aan het worden waren deden ook hun duit in het zakje. Alleen het roosje kreeg genade: er stonden tientallen bloemknoppen klaar om nog een late bloei te geven.
De aanwezige werklieden van de stad hadden blijkbaar net vandaag opdracht gekregen deze begraafplaats verder op te kuisen, zo vernam ik. Ik stelde ook vast door even in het rond te kijken, dat ze ook de verwaarloosde graven aanpakten.
Toch voelt het werk niet aan alsof ik iets gedaan heb dat als "voor niets" te omschrijven valt. Uiteindelijk komt alles toch terug tot dat ene symbolische gebaar: het graf van de dichter, zo dicht bij mijn huis, staat symbool voor het graf van mijn vader, en dus van mijn ouders, zo ver hier vandaan. En op 1 september overleed hij, 58 jaar en vier dagen oud. Toen ik aan een van de werklieden vroeg waar ik het snoeisel moest gooien, wezen ze me goedmoedig hun "cammionette" aan. En met een hark en een schoffeltje ruimde een van hen het achtergebleven kleine snoeiafval op. Een vriendschappelijk babbeltje was de beloning. De foto's "voor en na" laten de wijziging zien.
Ik heb een gedicht geschreven, enige tijd geleden, over de laatste minuten die mijn vader in zijn huis doorbracht en over zijn afscheid, toen ik hem met de auto naar het ziekenhuis bracht, om nooit meer terug te komen.
Twee treden naar beneden,
dat was hem al te veel.
Het kostte zoveel moeite.
Dat was, wist hij, zijn deel.
Maar daar beneden bleef hij staan,
hij hoorde nog een snik
van haar die hem zag gaan.
Zij wierp een laatste blik,
en hoorde nog zijn troostwoord aan:
Dje moeit nie grinse, mètske, iech keum nog wel terug.
Oudenaarde, 03 september 2013
Op één september 1977 stierf Bernard Joseph Peeters, zeg maar Djefke, geboren te Sint-Lambrechts-Herk op 27 augustus 1919. Hij was moe, doodziek, uitgeput en eigenlijk al uitgestreden. Zo bracht ik hem naar het Virga-Jesseziekenhuis te Hasselt.
Zowat een maand voor zijn overlijden sprak hij in ons zangerig dialect, platherks, dit troostwoord tot mijn moeder. Het was tegelijkertijd de uitdaging aan, de geworpen handschoen naar de dood. Hij was geen gladiator, maar toch rechtte hij nog een laatste keer zijn schouders en stapte hoopvol naar de arena … waar zijn tegenstander hem opwachtte.
Wie niet vecht, verliest altijd.
Mag ik vragen het copyright te respecteren?